Tuinarchitect Lars Veenboer creëert levendige stadstuinen in Utrecht
‘Een kleine stadstuin kan een groots effect hebben’
Als scholier kijkt Lars Veenboer al geboeid naar zijn omgeving. Hij gaat met enthousiasme landschapsarchitectuur studeren. Maar na een jaar als landschapsarchitect gewerkt te hebben, stapt hij over op het ontwerpen van tuinen en wint daar een prijsvraag mee. Dit vormt het startpunt van zijn bureau voor tuinarchitectuur: “Graag creëer ik bijzondere plekken voor mensen.”
Wanneer ik als voorbereiding op het interview informatie opzoek over Lars Veenboer zie ik natuurlijke tuinontwerpen waarin veel hout is verwerkt, maar ook tuinen met grote verrassende kunstobjecten. Daarnaast vermeldt zijn website een aantal andere activiteiten, zoals “muzikant” en “spininstructeur”. Ik ben daarom benieuwd naar het verhaal van deze creatieve en veelzijdige man. In een rustig café spreek ik met Lars over zijn werk en leven als tuinarchitect.
Je hebt landschapsarchitectuur gestudeerd en bent nu tuinarchitect. Hoe is jouw interesse in tuinen ontstaan?
“Op de middelbare school was ik al geïnteresseerd in het landschap. Ik overwoog om sociale of fysische geografie te studeren, maar die studies leken mij te weinig praktijkgericht. Daarom koos ik voor de studie landschapsarchitectuur in Wageningen. Na mijn afstuderen heb ik een jaar als landschapsarchitect gewerkt, maar in die functie was ik voor mijn gevoel toch nog teveel bezig met analyseren en rapporten schrijven. Liever wilde ik zelf iets moois maken.”
In dezelfde periode verwachten Lars en zijn vriendin hun eerste kind. Zijn vriendin wil verloskundige worden, wat onregelmatige werktijden met zich meebrengt. Met de baby op komst lijkt het Lars daarom fijn om als zelfstandige zelf zijn werktijden te kunnen bepalen. De tuinarchitectuur trekt hem aan omdat hij in dat vak in korte tijd iets moois kan maken. Als start doet hij in 2004 met zijn tuinontwerp “Grasadder” mee aan een prijsvraag van de Tuinen van Appeltern. Tot zijn verrassing wint hij de wedstrijd. Zijn ontwerp wordt als voorbeeldtuin gerealiseerd. Dat geeft hem voldoende zelfvertrouwen om zijn eigen ontwerpbureau in tuinarchitectuur te starten.
Naam: Lars Veenboer
Geboren: 5 december 1975
Persoonlijk: Getrouwd met Amber van Tilburg, drie dochters
Woonplaats: Utrecht
Opleiding: Studie landschapsarchitectuur in Wageningen
Beroep: Tuinarchitect

‘Stadstuinen hebben een prettig formaat’
Was het een bewuste keuze om je vooral op stadstuinen te richten?
“Ik woon in de binnenstad van Utrecht en ben daar mijn bedrijf gestart. Mensen die een tuinarchitect zoeken kijken meestal in de buurt. Daardoor kreeg ik vooral opdrachten van stadsbewoners. Ik ben er dus eigenlijk ingerold, maar het bevalt me goed. Kleine tuinen zijn de grootste opgaven. Het is altijd weer een uitdaging om alle functies die mensen in hun tuin terug willen zien op een harmonische manier een plek te geven, zonder dat de ruimte verloren gaat. Voor mij is het echt een sport om deze tuinen zo groot mogelijk te laten lijken. Ik zeg altijd: je krijgt er geen meter bij van mij, maar je voelt hem wel!
Ik vind het fijn om steeds iets nieuws te creëren en ook de mensen in Utrecht vind ik leuk om voor te werken.”
Je ontwerpt ‘levendige, persoonlijke en eigentijdse tuinen.’ Wat versta je daaronder?
“Ik wil letterlijk leven brengen in een tuin: planten en dieren moeten er goed kunnen leven. Ook probeer ik iets te maken wat bij mensen past: een sfeer die ze aanspreekt. Dat is altijd maatwerk. Bovendien maak ik eigentijdse tuinen. Ik volg de ontwikkelingen in het vak en doe graag iets vernieuwends of origineels in een tuin.”
‘Een tuinontwerp begint altijd met een goed gesprek’
Hoe pak je het ontwerpproces aan?
“Het begint altijd met een goed gesprek en een bezoek aan de tuin. Ook werp ik een blik op de inrichting van het huis om een indruk te krijgen van de stijl van de bewoners. Dan begin ik te schetsen, waarbij ik nadenk over de belangrijke plekken en routes. Daarnaast vraag ik mij af of er in de omgeving dingen zijn die ik naar voren wil halen of juist weg wil werken. Het moet een tuin worden die logisch aanvoelt. Op de computer werk ik mijn schets verder uit. Het eerste ontwerp bespreek ik met de opdrachtgevers. Ik luister goed naar hun feedback, want zo kan ik het ontwerp nog beter op hun wensen laten aansluiten. In de tweede ronde maak ik het definitieve ontwerp, waarin ik ook de beplanting en techniek opneem (zoals elektriciteit, watervoorziening en verlichting).”
‘Mijn ontwerpen hebben een rustige basis. Met de beplanting maak ik er een feestje van’
Heb je een herkenbare stijl?
“Vroeger zei ik altijd dat ik mij aanpas aan de plek en de mensen. Maar intussen weet ik dat ik een voorkeur heb voor heldere, eenvoudige ontwerpen met twee of drie materialen. Ik houd de basis rustig: een goed terras en een paar mooie paden. Met de beplanting maak ik er vervolgens een feestje van.”

Wat vind je belangrijk in je werk?
“Voor mij staat de schoonheid van het ontwerp centraal. Dat is het belangrijkste. Maar ik wil ook de ruimte van de tuin optimaal benutten en mensen verbinden met de plek waar ze wonen. Ten slotte wil ik een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de stad en de wereld. Dat houdt in dat ik in mijn eigen regio werk, het belang van groen onder de aandacht breng en materialen recycle. Ik vind het zelf een voordeel dat ik landschapsarchitectuur heb gestudeerd. Daardoor ben ik mij altijd bewust van de omgeving van een tuin. Dat leer je echt in Wageningen.”
Je hebt ook een ontwerp gemaakt voor een tuinenfestival in Ponte de Lima, Portugal. Wat is het verhaal daarachter?
“Het ging om een prijsvraag met als onderwerp: “Chaos in de tuin.” Dat vond ik een aansprekend thema. Mijn ontwerp was gebaseerd op het ‘Butterfly effect’ van Edward Lorenz, een wiskundige en meteoroloog. Lorenz betoogde dat een vleugelslag van een vlinder in het regenwoud van Brazilië maanden later een tornado in Texas kan veroorzaken. In de tuin die ik ontwierp heb ik drie metalen reuzenvlinders geplaatst en een prairie ingericht waar de tornado zou kunnen plaatsvinden. Om wind te laten ontstaan heb ik ventilatoren neergezet.”
Staan die reuzenvlinders nog steeds in Ponte de Lima?
“De tuin die ik heb gecreëerd is een jaar intact gebleven. Daarna is hij opgeruimd. De metalen reuzenvlinders zijn in Portugal achtergebleven. (Lachend) Waarschijnlijk staan ze nu ergens op een rotonde. Het lijkt mij leuk om nog eens terug te gaan naar Ponte de Lima en uit te zoeken waar de vlinders gebleven zijn.”
‘Ik creëer graag bijzondere plekken. Een daktuin is per definitie een bijzondere plek’
Je ontwerpt ook daktuinen. Dat lijkt me een mooie uitdaging.
“Ja, het creëren van een daktuin kost meer energie dan een gewone tuin. In de eerste plaats moet je regelen dat er groeimogelijkheden zijn voor de planten. Daarnaast moet je weten welke planten het wel of niet goed doen op een dak. Ook is er irrigatie en drainage nodig. Een daktuin is immers gevoeliger voor wind en verdroging. Anderzijds mag er ook geen water op het dak blijven staan. Bovendien moet je rekening houden met de draagkracht van het dak. Een daktuin maken is bewerkelijk, maar toch vind ik het erg leuk om te doen. Ik creëer graag bijzondere plekken en een daktuin is per definitie een bijzondere plek.”
Wie legt de tuinen aan die jij ontwerpt?
“Ik werk samen met een hovenier. Hij doet het straat-, grond- en timmerwerk. Zelf lever ik de planten en zet ze in de grond. Eigenlijk ben ik ook een halve hovenier. Dat vind ik fijn, want zo heb ik een mooie combinatie van hoofd- en handwerk. Als ZZP’er ben ik sowieso veelzijdig bezig: Ik overleg met de tuineigenaren, ontwerp tuinen, ben buiten aan het werk en doe de administratie.”
‘Waterberging in de tuin wordt steeds belangrijker’
Hoe ga je in je ontwerpen om met klimaatverandering?
“Mensen willen graag mediterrane planten in hun tuin: olijfbomen, vijgenbomen en lavendelstruiken zijn populair. De klimaatverandering verruimt de mogelijkheden voor deze planten. Wel onderzoek ik goed welke plant waar kan gedijen. Ik maak het liefst tuinen waar geen irrigatie nodig is.
Waterberging wordt steeds belangrijker. Mijn uitgangspunt is dat regenwater van het dak zoveel mogelijk in de grond terecht moet komen en zo min mogelijk in het riool.”
Zijn er projecten die je langer blijft volgen?
“Over het algemeen laat ik projecten los als ze klaar zijn. Ik heb het altijd spannend gevonden om terug te gaan naar een tuin die ik eerder heb gecreëerd omdat ik natuurlijk niet weet hoe de tuin erbij staat. Maar sinds kort bezoek ik samen met mijn dochter tuinen die ik in het verleden heb gemaakt om er filmpjes van te maken voor social media. Dat blijkt enorm leuk te zijn. De planten in de tuinen zijn gegroeid en de mensen zijn er blij mee.”
Hoe ziet jouw eigen tuin eruit en wat zijn jouw favoriete tuinplanten?
“Achter ons huis hebben wij een tuin van 10 bij 15 meter. Deze heb ik helemaal in mijn eigen stijl aangelegd. Een eenvoudig ontwerp met veel gebruikte materialen en een natuurlijke begroeiing. Van bezoekers hoor ik dat het een relaxte tuin is, die een vakantiegevoel oproept.
Mijn favoriete tuinplanten zijn onder meer de Naaldvaren en de Rotsooievaarsbek. Dat is een geraniumsoort.”
Favoriete tuinplanten van Lars
Geranium macrorrhizum – Rotsooievaarsbek
Miscanthus ‘Kleine Silberspinne’ – Prachtriet
Polystichum setiferum – Zachte naaldvaren
Phlomis russeliana – Brandkruid
Anemone ‘September Charm’ – Herfstanemoon

Waar word je echt blij van in je werk en wat doe je er graag naast?
“Echt blij ben ik wanneer datgene wat ik in mijn hoofd heb op een goede manier op het papier terechtkomt. Dat is voor mij een geluksmoment.
Naast het ontwerpen van tuinen heb ik ook nog andere passies. Zo houd ik van sport, vooral van mountainbiken en hardlopen. Maar ik ben ook muzikant. Ik zing en speel gitaar en accordeon. Ik schrijf Nederlandstalige nummers en ben bezig om een band samen te stellen. Daar geniet ik ook enorm van.”
‘Heb je een stadstuin? Maak er wat moois van!’
Heb je een goede tip voor tuinbezitters?
“Veel stadsbewoners zijn zich onvoldoende bewust van de mogelijkheden van hun kleine stadstuin. Een groot aantal stadstuinen is overwoekerd en wordt weinig gebruikt. Dat is jammer want een tuin is een fijne toevoeging aan je huis en maakt de stad leefbaarder. Stadstuinen hebben bovendien de potentie om de natuur in de stad te versterken. Dat is hard nodig omdat het slecht gaat met de natuur in het landelijk gebied. Ik wil echt een lans breken voor al die kleine plekken in de stad die het leven beter kunnen maken. Dus mijn advies luidt: Heb je een stadstuin? Maak er wat moois van!”